De column van vrijdag 7 augustus eindigde als volgt:
Na veel gedoe komen we erachter, dat hij frites heeft gegeten. En we spreken af dat hij bij thuiskomst dat ook vaker te eten krijgt. ‘Zo lekker toch’.
Intussen zijn wij druk aan het proberen om hem terug te brengen in dat leven
Column 14 augustus 2020 uit het boek ROTZAKKEN, HOOFDSTUK 3
Intussen zijn wij druk aan het proberen om hem terug te brengen in dat leven wat bij hem hoort. Bijvoorbeeld tekenen: wat is een potlood, wat is een gum en wat kun je er mee doen? We proberen hem te laten tekenen. Dat is iets wat hij volgens hem nog nooit gedaan heeft en het lukt dan ook niet echt. Wij vragen ons af hoe dit kan, juist omdat hij zelf lesgaf. Tekenen, schilderen en vrije kunst, daar was hij immers bijzonder goed in.
Dan mag hij een keer thuis koffie komen drinken. Hij vraagt hoe dat allemaal moet. Ik leg hem uit dat hij dan met mij in de auto naar Reuver gaat. Hij kan er zich niets bij voorstellen, maar vraagt wel: “Heb jij een auto dan? Nou dan ben je wel stinkend rijk.” Bezit is voor hem blijkbaar onbegrijpelijk. Het koffierondje werd voor hem een ‘reis rond de wereld’.
In de week voor Pasen proberen we om eieren te verven. Precies zoals we vroeger met de kinderen deden: paaseieren verven. En dan blijkt dat een kind van vier jaar beter met eieren, verf en penselen kan omgaan dan onze zieke, onze beeldend kunstenaar. De verf druipt aan alle kanten van de eieren af, dus moet hij leren dat hij alles niet zo nat moet maken. We helpen hem en leggen uit wat hij precies met verf en kwast moet doen en hoe.
Langzaam vorderen we. Als hij hoort en ziet dat hij met een gummetje een foute lijn kan uitgummen (we doen het hem gewoon voor), wordt daar driftig gebruik van gemaakt. We gaan hem uitleggen wat het verschil is in licht en donker in een tekening en vertellen over perspectief. Uiteindelijk komen dan ook nog een keer de primaire en de secondaire kleuren aan bod en proberen hem uit te leggen wat hij met het verschil in die kleuren kan doen. Hij gaat daarin gelukkig goed vooruit. Zou er nog kunstzinnig en artistiek gevoel zijn? In hoeverre zit er nog wat? Volgens de neuroloog zullen we pas over anderhalf jaar weten, wat er nog terugkomt in het brein, wat er nog over is van zijn feitelijke ontwikkeling.
Achter de schermen:
Thuis is er ook nog. Het lukt ook na een aantal weken niet echt om een ritme in ons leven te krijgen. Het is gewoon een heel gedoe. Het eigen bedrijf moet doorgaan en de leerlingen van van de tekenschool moeten opgevangen worden. Sommigen hebben een sleutel zodat ze binnen kunnen als wij naar het ziekenhuis zijn. Diverse groepen blijven gewoon komen. De mensen willen toch blijven schilderen en tekenen. Ze werken dan samen. Anderen besluiten (althans voorlopig) elders, in een ruimte samen te werken. Ik doe mijn best om voldoende omzet te halen. Collega’s sparen mij en geven weinig tot geen opdrachten. Goed bedoeld, juist omdat ik ineens zo veel aan mijn hoofd heb. Maarre… we moeten ook nog eten. Intussen volg ik ook een cursus, die gegeven wordt in Roermond.
Het cursuslokaal ligt vlak bij het ziekenhuis. In de periode dat die zieke man van mij op de Intensive Care ligt en er erg slecht aan toe is, ga ik tussendoor een paar keer kijken. Hoe staat de situatie er voor? Ik wil dat wel weten. Kortom, het is hollen en draven van hot naar her. We bouwen opnieuw een weekplanner en een eetschema in.
ja dokter, zegt u het maar
Op 13 april heb ik een afspraak met de neuroloog. We ontvangen de volgende berichten: De hersenen hebben een behoorlijke beschadiging opgelopen, vergelijk het maar met een groot litteken. Psychisch is hierdoor alles in de war en in hoe verre dit goed komt is niet te voorspellen. Het zou kunnen dat we met een goede therapie een heel eind komen. Misschien is revalidatie in Hoensbroek mogelijk. Uw man is lichamelijk nu wel gezond.
De neuroloog vertelt verder nog dat hij verschillende keren dacht dat zijn patiënt het niet zou halen, dat hij op sterven lag. Hij had dit trouwens al gezegd (toen). Wij werden immers niet voor niets met spoed opgeroepen. Ja en op zo’n moment ga je die woorden van de behandelende arts napraten, maar je gelooft het zelf absoluut niet.
Verder gaat alles nu z’n gangetje. Onder begeleiding blijft hij langzaam leren. Hij moet leren dat er een douche is, dat er een wc is, dat er buiten zijn kamer verder ook nog ‘Iets’ is. Voor onze zieke bestaat de hele wereld uit zijn kamer. Daar woont hij. In de andere wereld, aan de overkant van de gang, wonen ook nog mensen en “Die mogen echt niet bij mij wonen” vertelt hij. Daarom moet hij dus leren dat niet alleen zijn kamer zijn wereld is, maar dat er ook nog andere ruimtes zijn. Hij moet leren dat hij niet op zijn kamer woont. Dan gaat hij onder begeleiding ondervinden hoe hij naar de wc moet gaan.
Reageren? Informatie? anskreb@ziggo.nl