De column van 10 juli 2020 eindigde als volgt:
Dat de vader van onze kinderen, mijn man, alles opnieuw moet leren, blijkt uit zijn dagelijkse leven. Elke dag komen wij voor verrassingen te staan. Hij haalt mijn broers door elkaar. Kent zijn eigen broer niet. Mij deelt hij bij van alles in, behalve waar ik hoor: ‘zijn vrouw’. Nou, het kan allemaal bij hem.
Column 17 juli 2020 uit het boek ROTZAKKEN, HOOFDSTUK 3
De zieke heeft het de hele tijd over ‘experimenten’. In elke zin komt dat woord wel voor. Hij kent werkelijk niemand, kletst meestal maar wat raak. Maar ondanks dat alles, we lachen veel. Hij probeert uit te leggen dat iemand van het verplegend personeel geflipt is. Alsof hij zelf niets mankeert. Dan blijft hij vertellen dat onder zijn dekens allerlei schimmen zitten. Bij zijn voeten kruipen voortdurend een soort ‘aardmannetjes’. We begrijpen niet wat hij bedoelt. Verplegers leggen hem steeds uit dat dit niet zo is. Maar na een aantal dagen een paar keer steeds hetzelfde verhaal gehoord te hebben, speel ik mee. Uiteindelijk geef ik hem toch maar gelijk. Ik zeg volmondig: “Ja joh je hebt gelijk, ik zie ook schimmen, aardmannetjes dat zie ik zo.”
Oeps en dan komt er een verpleger binnen. Het eerste wat onze zieke tegen de man roept, is: “Zie je nu wel, ze zitten er wel, want zij ziet ze ook.” Hij wil dus gewoon zijn gelijk hebben. Nou dan sta ik dus mooi te kijk en niet degene die het op dat bed ligt en zo goed als niets meer weet. Ik neem me voor om voortaan toch wat serieuzer ergens op in te gaan.
En hij zelf dan? Hij kletst je, over van alles en nog wat, de oren van het hoofd. Wat hij zegt is wel een hoop onzin. Dan ziet hij ineens die plaat op de deur, die toevallig even openstaat. Hij leest hardop: “Geen bezoek toegestaan.”
Lezen gaat dus wel goed. Vreemd dat hij dat wel feilloos opleest. Of hij begrijpt wat ie leest weten we niet. Voor ons is het wel een opluchting. Dan lijkt het beter te gaan: op 29 maart weet mijn man ineens dat ik Ans heet. Maar och arm, jammer… het is dan voorlopig wel de enige keer. Hij weet niet wie hij zelf is. Begrijpt niet dat hij ergens woont, dat hij ergens bij hoort, weet niet wat zijn beroep is. Hij snapt ook nog steeds niet waar die dochters bij horen en kan geen zinnige zin aan elkaar knopen, maar zijn mond staat niet stil. De gekste praat komt eruit en ondanks alle ellende moeten wij best vaak lachen om al die onzin.
Achter de schermen:
Thuis is er ook nog. We hebben een heerlijk stukje bos achter ons pand, achter die oude fabriek, waarin wij wonen en werken. Als we op een avond thuiskomen, blijkt dat het hele bos gerooid is. Er moet een parkeerplaats bij het station komen. Een NS-station ligt schuin achter onze fabriek. Maar wat nu? We hebben helemaal geen gordijnen, we kunnen ons niet beschermen tegen inkijk van buitenaf. Het voelt aan alsof je een beetje te koop zit, alsof je in de etalage zit. Dat het bos gerooid zou worden, was al bekend voordat mijn man ziek werd. Maar toch: ‘wat nu’? We hebben het al een paar keer over rolluiken gehad. Om die dan maar aan de achterkant te laten installeren. Diegene die daar nu op dat bed ligt, vond dat niets. Thans is hij geestelijk zo in de war, dat ik met hem niets kan overleggen. Dus, besluiten de dochters en ik samen dat we met spoed wel rolluiken laten aanbrengen. Het hoogste rolluik van zo’n 3,25 meter hoog, wordt gemaakt voor de achterdeur. De andere twee voor de zijramen.
De leverancier legt uit dat we er altijd op moeten letten dat we niets tegen de deur of tegen een raam moeten neerzetten. Dan gaat het vast en zeker verkeerd. ‘Het rolluik zal dan scheeftrekken en dan heb je een vet probleem’. En jawel hoor, het lukt ons. Het kan niet slechter uitkomen. Zo ongeveer een van de eerste avonden na het plaatsen van die rolluiken, komen wij vanuit het ziekenhuis binnengestormd. We moeten nog eten, eerst snel de rolluiken sluiten. Juist bij een raam naast de deur, bij dat hoge rolluik staat er een bezem. Daar waar het rolluik neer gelaten wordt om af te sluiten. Door onze haast zien we dit niet. Daardoor schuift het luik hartstikke scheef in de bevestigingen, in de begeleidende rails aan de beide zijkanten. De geluiden, die we vanuit het motorische gedeelte horen, lijken op rochelen. Het lijkt op een zware hoest. We moeten meteen ingrijpen en besluiten om te kijken of we het euvel zelf kunnen oplossen. Samen met een van de dochters ben ik dan ruim een uur bezig om dit karwei te klaren. Het lukt ons met veel moeite om de onderkant van het rolluik op te tillen. De bezem kan weggehaald worden en het rolluik zakt keurig recht naar beneden. Al doende stonden wij buiten en nog maar net op het nippertje krijgen we het voor elkaar om nog zelf binnen te komen. Het afgedaalde rolluik kunnen we voldoende optillen om er onderdoor naar binnen te glippen. Groot geluk, het rolluik werkt weer prima. Wat zijn we toch vakvrouwen.
Reageren? Informatie? anskreb@ziggo.nl